Een tweede studie is onbetaalbaar – juist nu omscholing hard nodig is 

Nu de luchtvaart waarin ik werk gedoemd lijkt en mijn universitaire graad in economie, tien jaar oud, ineens hopeloos achterhaald, inspireren opiniemakers, kunstenaars en wetenschappers mij om het roer om te gooien. Door de coronacrisis moeten mens en maatschappij zichzelf opnieuw uitvinden, roepen ze, en het hele wetenschappelijke spectrum is daarbij nodig. Maar als ik mij wil inschrijven voor de studie filosofie aan de Universiteit van Amsterdam doe ik een onaangename ontdekking: jezelf universitair omscholen is onbetaalbaar.

Dat zit zo: wie al eens gestudeerd heeft en dat opnieuw wilt doen betaalt doorgaans niet het wettelijke collegegeld maar het instellingscollegegeld. De hoogte hiervan wordt door de universiteiten bepaald en bedraagt voor de meeste bacheloropleidingen maar liefst het viervoudige van het wettelijke collegegeld. Het instellingscollegegeld voor een master ligt nog hoger, waardoor het collegegeld voor een volledige tweede studie al snel tegen de 40.000 euro aanloopt – bijna het vijfvoudige ten opzichte van een eerste studie.

Niet alleen voor mij onbetaalbaar, vermoed ik. Een groot deel van de beroepsbevolking, vaak al belast met een studieschuld en de kosten van een hypotheek en gezin, zal een dergelijke bedrag niet kunnen opbrengen. En dat is zonde. Het toegankelijker maken van universitaire omscholing geeft mensen een tweede kans en ook de samenleving als geheel heeft profijt. In een wereld waarin inzichten en prioriteiten continu veranderen, en snel ook, zijn we gebaat bij een beroepsbevolking die in alle lagen wendbaar is. Het leidt op individueel en maatschappelijk niveau tot een betere allocatie van academische kennis en kunde – essentieel in tijden waarin we grote systeemveranderingen nastreven.

Nu de coronacrisis grootschalige inkomensdaling en werkloosheid met zich meebrengt, en het kabinet omscholing wil stimuleren, moet een tweede universitaire studie snel betaalbaar worden, ook voor diegenen die door de crisis financieel het hardst worden geraakt. Om dat te bereiken zou het gelijkstellen van het instellingscollegegeld aan het wettelijke collegegeld een serieuze optie moeten zijn. Alleen dan creëert het kabinet over de hele linie nieuwe en gelijke kansen en maakt het overheidsmotto ‘Een leven lang leren’ op elk niveau en voor iedereen waar.

Dit opiniestuk schreef ik voor Het Parool en stond in de krant van 11 juni 2020.