Drugsgebruik: niets minder dan een mensenrecht.
Het nieuwe kabinet gaat experimenteren met gereguleerde wietteelt, naar eigen zeggen om drugscriminaliteit tegen te gaan. Een stap vooruit, zou je denken. Men gaat echter voorbij aan het belangrijkste uitgangspunt dat in ons drugsbeleid centraal zou moeten staan: is een verbod op drugs, inclusief harddrugs, rechtvaardig richting gebruikers? Het antwoord daarop is nee. Het is hoog tijd om het stigma van drugsgebruik als louter schadelijk, moreel verwerpelijk en daarom terecht ontmoedigd of illegaal voorgoed de deur te wijzen. Drugs zijn op individueel en maatschappelijk niveau van waarde en het legaal kunnen gebruiken van drugs naar keuze is niets minder dan een mensenrecht. Zet uw holistische bril op en denk met mij mee.
De vraag naar drugs komt voort uit onze wezenlijke behoefte aan geestverruiming, escapisme en het exploreren of opwekken van geestelijk dan wel lichamelijk genot. Meestal ter plezier, soms ter verzachting, soms uit noodzaak of verslaving. Deze behoeften manifesteren zich op allerlei niveaus en al sinds de mensheid bestaat vinden wij middelen om deze behoeften te bevredigen; via koffie en alcohol, seks en bungeejumpen, kunst en religie, bijvoorbeeld.
Niet elke behoefte leidt per definitie tot een recht; behoeftebevrediging voor de één kan immers leiden tot onrecht voor de ander. Dit geldt niet voor drugsgebruik, niet voor niets wordt vaak gerefereerd aan het recht op zelfbeschikking. Daarnaast vaart de mens wel door onze rituelen en genotsmiddelen. Denk aan een kop koffie bij de ochtendkrant of een reep chocolade bij liefdesverdriet. Maar dus ook een goed glas rode wijn dat je helpt reflecteren na een drukke werkdag; een LSD-trip die kunstenaars inspiratie en creatief vermogen biedt; XTC op een feest versterkt je liefde voor vrienden en een goede beat. Zonder genotsmiddelen zouden uw muren, platen- en boekenkasten een stuk leger zijn.
We kunnen en mogen geen morele rangorde in drugs opleggen, het is aan een ieder welke drugs bij hem of haar past. Ja, drugs zijn bij verkeerd of overmatig gebruik schadelijk; dit geldt voor veel vormen van menselijk nuttigen en handelen, ook vormen die niet verboden zijn. Een overheid die zich bekommert om de volksgezondheid kan zich beter richten op het zoveel mogelijk voorkomen van factoren die problematisch drugsgebruik meestal veroorzaken (armoede, stress of trauma’s) dan het verbieden van de verdoving tegen die factoren.
De perceptie dat harddrugs een onaanvaardbaar risico vormen is bovendien misleidend; op individueel niveau kunnen we geen onderscheid maken tussen softdrugsgebruik enerzijds en harddrugs anderzijds. Softdrugs kan in zowel frequentie als dosering ‘hard’ worden gebruikt en harddrugs ook ‘soft’. De één eindigt met een acute alcoholvergiftiging in het ziekenhuis, de ander gebruikt zonder ongewenste gevolgen zijn leven lang af en toe cocaïne. Dit gegeven alleen al maakt de scheiding in de Opiumwet arbitrair en het verbod op harddrugs disproportioneel.
Dat het stigma op drugsgebruik en het draagvlak voor het verbod op harddrugs springlevend zijn, blijkt elke dag opnieuw. Twintigers die recreatief XTC gebruiken worden gezien als ontspoorde, onverantwoordelijke jongeren. In het publieke debat wordt politie-inzet ter voorkoming van drugshandel gezien als een voldongen feit. Een oorzaak hiervan is dat onze nieuwsproductie en -consumptie gedijen op het aangrijpen van uitzonderingen; publieke opinie en politiek beleid vloeien daar uit voort. De duizendenmensen die zo nu en dan met drugs op genieten van uitgaan of festivals komen nooit op het journaal. Of bij de huisarts. We onderschatten de mechanismen in onze samenleving (voorlichting, sturing door omgeving en instanties) die kwetsbare mensen corrigeren of helpen. We gaan voorbij aan het feit dat de overgrote meerderheid, dankzij gezond verstand en diezelfde mechanismen, verantwoord met drugs omgaat.
Een bekoorlijk leven kunnen leiden moet het hoogste recht zijn. Daar hoort ook nuttigen en handelen bij dat niet direct een verlenging van levensjaren oplevert. Die holistische blik op gezondheid is belangrijk: de tendens in de samenleving om alles wat niet voldoet aan de nauwe definitie van ‘gezond’ te stigmatiseren of te verbannen brengt ons een armoedige mensheid. Wie dat erkent zal eventuele risico’s en kosten sneller accepteren. Legalisering betekent ook niet een volledig vrije markt en de overheid slechts toeschouwer. Zij moet, zoals al gebeurt met andere consumptiemiddelen, evenwichtig drugsgebruik kunnen stimuleren en sturen. De Correspondent deed eerder goede suggesties voor verantwoorde legalisering van productie, verkoop en gebruik. Het brengt ons louter voordelen: drugs kunnen worden verfijnd en gekeurd waardoor effect en veiligheid geoptimaliseerd worden. Criminaliteit rondom drugshandel en drugsgebruik verdwijnt. We geven mensen met drugsproblemen een beter zelfbeeld en een samenleving die zich minder oordelend over hen ontfermt.
Gedogen, oogluikend toestaan, impliceert een gunst, niet een recht, en blijkt bovendien niet bij te dragen aan de emancipatie van drugsgebruikers. Het is daarom aan het kabinet om drugsgebruik te erkennen als mensenrecht en over te gaan tot legalisering van alle drugs. Alleen zo maakt het van gebruikers gekende, beschermde en deugdzame burgers.